Het verzorgen van Tetramorium caespitum is eenvoudig en vereist slechts enkele richtlijnen. Dus een perfecte mierensoort voor biginners.
Voeding:
Tetramorium caespitum zijn geen kieskeurige eters. Ze voeden zich voornamelijk met suikers afkomstig van fruit, suiker- of honingwater. Voor eiwitten is het aanbevolen om fruitvliegen, meelwormen, krekels en/of andere kleine insecten te voeren. Naarmate de kolonie groeit, zullen ze eerder ook eiwitrijk voedsel accepteren. Deze mieren kunnen ook zaden consumeren, zoals gras- of chiazaden. Verpletter wel de zaden van tevoren voordat u ze aanbiedt. Wanneer de mierenkoningin nog geen werksters heeft, hoeft u haar nog geen zaden aan te bieden. De koningin kan zelf niet de zaden vermalen en opeten, en later kunnen de zaden gaan beschimmelen of kiemen.
Houd er rekening mee dat Tetramorium caespitum tot de kleinere miersoorten behoort en dus niet veel voedsel nodig heeft. Wees voorzichtig met mieren die kunnen verdrinken in suikerwater.
Luchtvochtigheid:
Tetramorium caespitum ontwikkeld het beste in een licht vochtig nest. Door het nest regelmatig te bevochtigen (één of twee keer per week), kunt u de juiste luchtvochtigheid behouden voor deze mieren. Zorg er altijd voor dat de mieren toegang hebben tot een externe waterbron, zoals een reageerbuis.
Temperatuur:
Het verwarmen van Tetramorium caespitum is niet noodzakelijk. Ze ontwikkelen prima bij kamertemperatuur. Verhoogde temperaturen kunnen het broedproces versnellen, maar zijn niet essentieel.
Winterslaap:
Tetramorium caespitum houdt geen winterslaap, maar heeft een diapauzeperiode. Tijdens de maanden november tot maart is het aanbevolen om deze mieren bij een temperatuur van ongeveer 10-15 graden Celsius te houden. Dit zal de broedproductie na de diapauzeperiode stimuleren.